Reddeloos verloren totdat Tutut komt

Over Onze verslaggever in de leegte van Dimitri Verhulst

 

Onlangs las ik Onze verslaggever in de leegte (2020) van Dimitri Verhulst. Opmerkelijk toeval is dat ikzelf een week geleden aan de slag ben gegaan als verslaggever (webredacteur) van een website met zorgnieuws, maar dat terzijde.

 Onze verslaggever in de leegte is een verzameling ongedateerde dagboekfragmenten. Het ‘referentiële’ karakter, de bewering dat we non-fictie lezen, moeten we maar aannemen. Dat moet niet uitmaken, zullen sommige literatuurkenners zeggen, maar mij maakt het wel uit, want totdat er een lijvige Verhulst-biografie verschijnt, moet ik me met dit boekje behelpen.

We weten dus niet in welke periode deze fragmenten geschreven zijn. Soms kun je wel uit de context opmaken wanneer een bepaalde gebeurtenis plaatsgevonden heeft. Het relaas is grotendeels chronologisch voor zover ik weet. Toch heeft de verzameling een soort desoriënterende werking op me gehad tijdens het lezen. Dat komt door een gebrek aan context. Ik weet dat Verhulst de serie Made in Europe heeft gemaakt, die vond ik prachtig, maar anders was er geen touw aan vast te knopen geweest. Dit pleit wel voor de authenticiteit van de dagboekfragmenten, want zulke context hoeft Verhulst natuurlijk niet voor zichzelf op papier te zetten. Ik vroeg me wel telkens af welk jaar het was en aan welke roman Verhulst op dat moment werkte, vooral omdat hij meerdere keren twijfelt aan zijn kunnen in deze periode.  

           Ik heb zo lang en zo diep met mijn hoofd in andere schrijverijen gezeten dat ik plotsklaps met knikkende knieën                   naar de roman wederkeer. De angst het niet meer te kunnen. De overtuiging, stellig, het nooit te hebben gekund.


Ik denk niet dat dat valse bescheidenheid is. Daar heeft Verhuist niet zo’n last van. Zelfhaat wel. ‘Het is geen plezier door deze egotistische vellen te bladeren, hier en daar iets te herlezen, en misschien hoef ik dat ook niet meer te doen. De fik in deze onzin.’ De intrede van Christus in Brussel moest ook vernietigd worden, vond Verhulst (boekverbrandingen komen wel vaker voor bij grote schrijvers), maar ik ben blij dat ik daar een exemplaar van in de kast heb staan. Grandioos boek. ‘En anders: een kaft errond, maar dan enkel opdat die kan dienen als deksel op het graf van een tijdperk.’ Het tijdperk waarin Verhulst door een ex werd aangeklaagd wegens verkrachting en hierdoor in een vicieuze cirkel van angst, drank, depressie en drugs terechtkwam.  

 

Verhulst als vader

‘Het boek is tenslotte beter dan het leven. En hoe weinig dit ook zou zeggen over mijn leven, vraag ik me wel eens af of dat over mijn boeken ook gezegd kan worden.’ Welk boek zou dit in Verhulsts herinnering naar boven hebben gebracht? vraag ik me dan af. Ik denk De pruimenpluk (2019), want twee bladzijden eerder noemt hij een artikel uit The Guardian uit september 2018. Maar Verhulst vermeldt in deze passage ook dat het openen van brieven en het bijhouden van een administratie hem ‘zeer concrete maagpijn’ bezorgt, en op die anekdote is zijn jongste boekje – dit keer wel een heel schamel werkje – In weerwil van de woorden (2021) geënt.

We leren Verhulst ook een beetje als vader kennen en of we daar blij mee moeten zijn, weet ik niet. Er zijn kinderen die hún kinderen heel anders opvoeden dan zij zelf opgevoed zijn (schijnt het), maar Verhulst doet daar niet aan mee. Als Verhulst het eerder genoemde interview met de dochter van Steve Jobs in The Guardian leest, citeert hij haar: ‘Clearly I was not compelling enough for my father.’ Daar voegt hij aan toe: ‘Ik hoop dat mijn dochter niet zo hard voor mijn liefde wenst te knokken dat ze ‘r zelfmoord voor zou plegen.’ Ja, hij maakt zich wel degelijk zorgen over haar, maar niet genoeg om een fatsoenlijke vader te zijn. ‘Straks wordt ze nog literatuurrecensent, als ze niet oppast.’


Nihilisme


Verhulst is een nihilist. Het is tenslotte leegte waar hij verslag van doet. 

 

          Mijn aanwezigheid op de boekenbeurs van Parijs was uiteraard volkomen zinloos, behalve dan misschien dat ik                    mezelf gedurende een fractie van een seconde wijs kon maken een internationale auteur van betekenis te zijn […].

 

Een dergelijk wereldbeeld leidt al gauw tot medicinale zingeving. Na een heftige avond – ik heb geen behoefte om dat gepoch te citeren, hij is me er iets te trots op – ligt Verhulst schuimbekkend op de achterbank van een taxi. ‘Maak dat je als de bliksem uit mijn auto bent’, zegt de chauffeur. ‘Ik heb liever dat je op straat sterft dan op mijn achterbank.’ Daar voegt Verhulst droogjes aan toe: ‘Mij maakte het niet uit waar ik stierf, en ik heb braaf zijn orders opgevolgd.’ Die afkeer van het bestaan blijft voortduren totdat hij, surprise, surprise, de liefde van zijn leven tegenkomt. Een andere kant die Verhulst van zichzelf laat zien, is die van muziekliefhebber, vooral van jazz, en van iemand die reist, musea bezoekt en chique dineert. Hij wil dat imago alleen wel erg graag creëren en kijkt overduidelijk neer op ‘gewone mensen’, voor zover die bestaan.

Maar voordat ik afdrijf naar nodeloos gepsychologiseer: ik heb dubbele gevoelens bij dit boek. Aan de ene kant is het een theatrale, clichématige bedoening vol seks, drank, drugs en jazz. Bij vlagen is het interessantdoenerij en lees ik geen dagboekfragment, net zomin als sommige literaire brieven echte brieven zijn. Weinig mensen zullen op die manier in hun dagboek schrijven. Die dagboeken worden echter niet neergepend door de ‘de Stradivarius van het strelend woord’ (hoe verzin je het?). Maar toch. Aan de andere kant zijn sommige ontboezemingen zeer de moeite waard. 

          [D]ie dagelijkse obsessie met mijn naderende levenseinde. Het is de niet-aflatende keelpijn, die ik ruimschoots heb              verdiend aan mijn levensstijl […] Angstaanvallen in bed, bijna elke nacht nu […] Angst, angst, angst. Spelen is                    verliezen. En ik heb gespeeld. Maar ik wil niet dood, ik ga mij daar vervelen. 

 

Daarna ontmoet hij ‘Tutut’. Ze kopen een hond en het boek krijgt ineens een sterk sprookjesachtig ‘eind goed, al goed’-gehalte. Mij bekruipt dan het gevoel dat ik Hermans zit te lezen en dan vraag ik me af wanneer het mis zal gaan.

Het lijkt net of ik een hekel aan Dimitri Verhulst heb, maar dat is zeker niet zo. Wel schiet het Engelse spreekwoord never meet your heroes mij te binnen. Ik geef de voorkeur aan Verhulst-romans – die zijn al autobiografisch genoeg. (Zijn gedichten zijn ook niet onverdienstelijk, trouwens.)

PS: de blog van vorige week gaat met terugwerkende kracht ook een beetje over Jacques Hamelink, al heb ik wel Piet Gerbrandy’s proefschrift over zijn werk gelezen.

Uitgeverij Pluim,  2020

ISBN 9789083045917

168 pagina's 

 

Geplaatst op 20-11-2021